Leerlingen leren over mest en het mestoverschot via een boerderijbezoek. Het traject verloopt in drie fasen:
Voor het bezoek:
Verwondering opwekken.
Informatie verzamelen over de poldercyclus en mestuitdagingen.
Tijdens het bezoek:
De mestcyclus in beeld brengen.
Een kleine biotoopstudie uitvoeren.
Kruiden inventariseren.
Na het bezoek:
Innovatieve oplossingen bespreken.
Boerenkeuzes visualiseren door een dominospel.
Motivatie
Bemesting is essentieel voor productieve landbouw, maar overbemesting verlaagt de waterkwaliteit door uitspoeling. In (West-)Vlaanderen leidt intensieve veeteelt tot mestoverschot. Mestactieplannen en gerichtere bemesting hebben verbeteringen gebracht. Mestoverschotten worden nu verwerkt of ingezet voor energieproductie
Tijdsduur
Je hebt zelf de keuze om één of meerdere activiteiten rond mest uit te werken. Je kan de activiteit heel oppervlakkig behandelen of er zelf wat dieper op ingaan met je leerlingen.
Doelen
De leerlingen kunnen, kennen, weten …
het belang van biodiversiteit.
dat planten voedingsstoffen nodig hebben om te groeien.
dat mest van dieren stoffen bevat die kunnen gebruikt worden als bemesting.
dat mest ook stoffen bevat die schadelijk zijn voor het milieu.
dat de landbouwer maatregelen moet treffen in verband met mest van de overheid
dat er oplossingen zijn om het mestoverschot op te vangen.
1.1.De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren
1.3 De leerlingen kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden;
1.4 De leerlingen kennen in hun omgeving twee verschillende biotopen en kunnen er enkele veel voorkomende organismen in herkennen en benoemen
1.5 De leerlingen kunnen bij organismen kenmerken aangeven die illustreren dat ze aangepast zijn aan hun omgeving;
1.6 De leerlingen kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van minstens twee met elkaar verbonden voedselketens;
1.15. De leerlingen kunnen illustreren dat een stof van toestand kan veranderen;
1.26. De leerlingen tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
2.5. De leerlingen kunnen illustreren dat technische systemen evolueren en verbeteren;
2.6. De leerlingen kunnen illustreren hoe technische systemen onder meer gebaseerd zijn op kennis over eigenschappen van materialen of over natuurlijke verschijnselen;
2.17. De leerlingen kunnen illustreren dat techniek en samenleving elkaar beïnvloeden;
2.18. De leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden uit verschillende toepassingsgebieden van techniek illustreren dat technische systemen nuttig, gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voor natuur en milieu.
06.26 De leerlingen leggen uit hoe stofomzettingen, stofuitwisselingen en energieomzettingen het functioneren van de mens en dieren mogelijk maken.
06.29 De leerlingen analyseren voor een biotoop de onderlinge relaties tussen verschillende organismen en de rol van biotische en abiotische factoren
06.30 De leerlingen leggen het verschil uit tussen een chemisch en een fysisch verschijnsel aan de hand van het deeltjesmodel.
06.31 De leerlingen leggen het verschil uit tussen mengsels en zuivere stoffen aan de hand van het deeltjesmodel in betekenisvolle contexten.
06.40 De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen.
06.41 De leerlingen gebruiken gepaste grootheden en eenheden in een correcte weergave
06.44 De leerlingen illustreren de wisselwerking tussen wetenschappen, technologie, wiskunde en de maatschappij aan de hand van maatschappelijke uitdagingen.
Materiaal
Voor bezoek boerderij:
Bijlage mest 1 (polderkringloop) afgedrukt op A3 of A2